Nederlandse koopvaardijvloot 1875-1900

Het laatste kwart van de 19e eeuw is een roerige periode in de nederlandse maritieme geschiedenis.
Hier onder laten we dat zien aan de hand van grafieken en een tabel.
 

Wat betreft aantallen schepen, tonnage, redererijen etc. bestaan er 2 series jaarboeken: "Sweijs" en "Staat der Nederlandse vloot". Deze bronnenn zijn niet altijd gelijkluidend.

M.b.t. tonnage: in 1877 is een nieuwe tonnenmaat ingevoerd. De oude ton had een gemiddelde inhoud van 2.214 m3, de nieuwe ton had een inhoud van 2.83 m3. In het meer-jarenoverzicht van Sweijs is daarom een correctiefactor toegepast (nieuw=0.78*oud). In de "Staat" van 1900 worden netto- en bruto-tonnages gemeld. Daardoor is niet altijd duidelijk welke getallen onderling vergelijkbaar zijn.

Opkomst van de stoomvaart

 Aantallen van de verschillende scheepstypen van 1875 tot 1900

In laatste kwart van de 19e eeuw verdringen de stoomschepen langzamerhand de zeilschepen. Er zijn steeds minder zeilschepen; alleen de kleinsten, de smakken en vooral de tjalken, nemen in aantal toe.

Het aantal stoomschepen is meer dan verdubbeld. In 1875 vertegenwoordigden ze 20% van het tonnage van de handelsvloot, in 1900 was dat 77%.

 

1875: grootte en ouderdom van de nederlandse schepen die op 1-1-1875 in de vaart waren.

De pijlen wijzen naar de drie schepen die in dat jaar op naam stonden van rederij Van Dam/Van de Wetering.

Er worden de laatste jaren steeds grotere zeilschepen gebouwd, steeds vaker van ijzer en hout of geheel van ijzer, later van staal. Maar de grootste schepen zijn altijd recent gebouwde stoomschepen.

 

1900: grootte en ouderdom van de nederlandse schepen die op 1-1-1900 in de vaart waren (N.B. met name bij de kleine schepen vallen veel stippen samen, er zijn daardoor meer kleine schepen dan de grafiek doet vermoeden).

De pijl wijst naar het enige schip dat rederij Van Dam/Van de Wetering in dat jaar nog in de vaart had, de Zeenymph, ruim 40 jaar oud.
N.B. buiten deze grafiek vallen nog 2 stoomschepen van 5710 en 7366 ton (resp. de Rotterdam, gebouwd in 1897 en de Statendam, gebouwd in 1898, beide van de Holland Amerika Lijn).

De stoomvaart heeft de zeilvaart grotendeels teruggedrongen tot schepen van minder dan 100 a 200 ton. Wel zijn er nog enkele grotere relatief oude zeilschepen, en een aantal stalen zeilschepen die in de laatste 15 jaar gbouwd zijn.

Samenstelling van de vloot

In het schema is een vergelijking gemaakt tussen 1875 en 1900. De bovenste helft geeft de situatie in 1875 weer, de onderste helft in 1900.

Voor beide jaren zijn 4 gele balken getekend. De blauwe getallen bepalen de hoogte van de balk. Dit is het aantal schepen dat van dat type in de vaart was. De rode getallen bepalen de breedte van de balk; dit is de gemiddelde grootte van de schepen van dat type.
De grootte van de schepen en het aantal schepen bepalen tesamen hoeveel ton door alle schepen van dat type vervoerd kan worden. Dit totaal, als percentage van alle tonnages van alle scheepstypen bij elkaar, staat omcirkeld in de balk.
In het schema is bijvoorbeeld te zien dat barken sterk in aantal zijn afgenomen (van 166 naar 33); gemiddeld zijn ze wel flink groter (887 i.p.v. 577 ton). Ze dragen in 1900 nog maar 8% bij aan het volume van de handelsvloot.

(Onder "kleine zeilschepen" vallen tjalken, smakken, kofschepen, schoeners en schoenerbrikken, galjoten en brikken.)

Rederijen

soort rederijaantal
in 1875
aantal
in 1900
kapitein/eigenaar337302
reders met 1 schip17376
reders met 2-5 schepen12934
reders met 6-10 schepen2912
reders met meer dan 10 schepen115
 
totaal aantal reders679429
totaal aantal schepen1303680
totaal tonnage
vlgs "nieuwe meting" (NM) of herleid tot NM
348471363326

 

Tussen 1875 en 1900 is het aantal rederijen sterk gedaald, evenals het aantal schepen dat zij onder hun hoede hadden. Maar omdat de schepen steeds groter werden, steeg het totaal tonnage van de vloot.
De tabel hiernaast geeft de vergelijking tussen 1875 en 1900.

Opvallend is dat de groep kapitein/eigenaar zich relatief goed handhaaft - wat aantal betreft; het aandeel van deze groep in het tonnage van de vloot blijft vrijwel constant op 7%. Het gaat hier om kleine schepen, van gemiddeld 70 ton in 1875, tot 85 ton in 1900 - terwijl al in 1875 de nog jonge Stoomvaart Maatschappij Nederland een aantal schepen van rond 3000 ton in dienst had.